Wijziging  van de gevolgen faillissement VOF voor vennoten per 6 februari 2015

justitievrouwe.png

Door: Robert Bakker

 

Sinds een uitspraak van de Hoge Raad uit 1927 was het voor iedereen duidelijk: het faillissement van een vennootschap onder firma (VOF) heeft het faillissement  ‘van de leden der vennootschap noodwendig ten gevolge’ (HR 14 april 1927, NJ 1927, 725 [De Eendracht]).

In een recente uitspraak is de Hoge Raad op dat standpunt teruggekomen (HR 6 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:251). Wat betekent dat nu voor de praktijk?

 

Afgescheiden vermogen

Een VOF is een samenwerkingsverband tussen vennoten, waar het recht bepaalde gevolgen aan verbindt. Een van die gevolgen is dat een VOF een zogenaamd afgescheiden vermogen heeft. Dat betekent dat de VOF een vermogen heeft dat afgescheiden is van het vermogen van de vennoten. Omdat de vennoten van een VOF hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de VOF is dat voor zaakschuldeisers een prettige voorrang op de privé schuldeisers van de vennoten. Het bestaan van dat afgescheiden vermogen is een van de redenen waarom de Hoge Raad nu zegt dat de VOF best failliet kan gaan, zonder dat de vennoten dat lot automatisch volgen. Het zou immers best zo kunnen zijn dat een vennoot (die dus hoofdelijk aansprakelijk is) uit eigen middelen de schulden van de VOF betaalt. Hij en zijn vennoten komen dan niet in de situatie dat zij ‘hebben opgehouden te betalen’, zoals de Faillissementswet dat uitdrukt.

Een ander argument is dat de Hoge Raad de vorderingen op de VOF en de daaruit afgeleide (hoofdelijke) vorderingen op de vennoten privé, heel goed afzonderlijk van elkaar kunnen worden beschouwd. Een vennoot kan immers een eigen tegenvordering hebben op de schuldeiser van de VOF die hij in verrekening wil brengen. Of, zoals hiervoor al gezegd is, een vennoot kan in privé voldoende middelen hebben om de schulden van de VOF te voldoen. Die schuldposities moet een rechter bij een faillissementsverzoek tegen een VOF (waarbij de vennoten ook zijn betrokken) vanaf nu dus afzonderlijk van elkaar beoordelen.

Het lijkt er op dat de Hoge Raad hiermee aansluiting zoekt bij een wetsontwerp over personenvennootschappen, dat onlangs in het parlement sneuvelde. In dat wetsontwerp zou de VOF, net als een BV, rechtspersoonlijkheid kunnen krijgen. Indien een VOF in die visie als een zelfstandige rechtspersoon wordt beschouwd, dan kan zij ook zelfstandig, los van haar vennoten, failliet gaan.

Voor de rechtspraktijk betekent dit dat bij het aanvragen van het faillissement van een VOF, expliciet ook het faillissement van de vennoten moet worden aangevraagd. Dat verzoek moet dan ook afzonderlijk worden gemotiveerd. Het alleen maar stellen dat de VOF heeft opgehouden te betalen is dan niet voldoende om ook het faillissement van de vennoten uit te lokken.